Tulipomania: de eerste krach

Op de kop af 375 jaar geleden

In 1631 kreeg een vreemd virus vat op de normaal zo nuchtere bewoners van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden: het tulpenvirus. Daarbij stond niet de schoonheid van het inmiddels nationale symbool van Nederland centraal, maar de commerciële waarde van de tulpenbol. Gedurende een periode van zo’n vijf jaar werd de Republiek daarom niet door mensen geleid, maar door een bloembol. Een bloembollenbewind dat eindigde in totale ontreddering.

Rond 1550 kreeg de tulp algemenere bekendheid, maar werd toen nog uitsluitend in Constantinopel gekweekt. Dat veranderde na een reis van de Oostenrijkse ambassadeur Busbeck naar Constantinopel. Hij raakte onder de indruk van de bloem die Turken ‘tulban’ noemden en die hij ‘tulp’ zou dopen. Na een enthousiast rapport aan de Oostenrijkse keizer zou de tulp al snel westwaarts reizen. Rond 1580 was zij nog voor de happy few en het zou een halve eeuw duren voordat de Hollanders verliefd werden op de tulp. Maar toen ging het allemaal snel, de schoonheid van de exotische bloem bleek onweerstaanbaar voor de Hollanders. De fragiele bloem was van zichzelf al een spektakelstuk, maar de varianten die door kruising ontstonden, waren helemaal adembenemend. Aanvankelijk was de tulp echter niet voor ieder huishouden weggelegd. Eerst kreeg de elite toegang tot de tulp.

Florist

De vraag naar de bloem steeg, waarmee de handelswaarde een opwaartse impuls kreeg. Het was daarom niet verwonderlijk dat kooplieden erop af kwamen om financieel te profiteren van die stijging. Hen ging het helemaal niet om de esthetische waarde van de tulp, maar louter om de commerciële waarde. Deze speculanten heetten floristen. In 1631 was een nieuwe markt geboren en was de speculatie echt begonnen.

Het sociale statussymbool werd door de groeiende vraag een constant in waarde stijgend speculatie-object. Eerst nog voor de toetredende kooplieden, maar later ook voor de burgerij. Iedereen, tot en met het dienstmeisje toe, stortte zich op de goudmijn van tulpenspeculatie. Succes was verzekerd en er werden zelfs al prijzen afgesproken voor bollen die nog in de grond zaten. Typerend voor de overwaardering van de tulp was de Utrechtse brouwer die op het toppunt van de tulpengekte in 1636 zijn hele fabriek verkocht om drie uiterst kostbare tulpensoorten te kunnen bezitten. En wie per ongeluk een tulpenbol voor een ui aanzag en hem opat, zoals wel gebeurde, kon op gevangenisstraf rekenen.

Totale krach

Zoals het met elke beleggingsmanie gaat, ging het ook hier: tegen de tijd dat de halve bevolking meedeed, stond vast dat het niet lang meer kon duren. De toren stond op instorten en het kleinste duwtje was genoeg om dat te laten gebeuren. Dat duwtje kwam in 1636. Toen realiseerde een speculant zich in de winkel van een bollenhandelaar dat als hij uit 350 uitgestalde monsters kon kiezen, de tulp nooit meer zo bijzonder en waardevol kon zijn. Hij openbaarde zijn inzicht en dat verspreidde zich vervolgens met de snelheid van een uitslaande bosbrand. De paniek was al snel totaal en iedereen wilde plotsklaps van zijn bollen af. De markt stortte daardoor compleet in en in 1637 was een van de eerste en grootste beurskrachs uit de geschiedenis een feit. Het raakte onze speculerende voorouders keihard en velen moesten aan de bedelstaf. Zelfs enkele adellijke families belandden in financieel zwaar weer.

Niet voor niets heeft onze tulpenkrach een woord aan de Engelse taal toegevoegd. Wanneer Engelsen het hebben over massale speculatie op een overgewaardeerd product dan spreken ze van ‘tulipomania’.

Door Baart Koster

publicatie uit 2006 (375 jaar na dato) voor Camé magazine

Vergelijkbare berichten